26
Hij sloeg op goed nocli leven acht
Voor 't welzijn van 's lands zaken
En wist door moed beleid en kracht
Zich zelf beroemd te maken.
Zoo was de With van rang op rang
Tot admiraal verheven.
Zijn naam reeds maakte velen bang;
Zijn komst bragt schrik en beven.
Meestal bad hij 't er op gesteld
Om zelf vooraan te kampen;
En 't was een zwak van onzen held
Den chef aan boord te klampen.
Geen overmagt weerhield hem ooit
Den strijd te doen beginnen
En zelden werd een slag voltooid
Die hem niet zag verwinnen.
Was 't wonder dat de Deensehe vorst,
Schoon tot verweer gewapend
't Verschil maar liever zag geschorst
Hoe uit zijn aard wat schrapend
Ilij hield dus maar niet langer vol
En moest ten slot gehengen
Om d' opgedreven Sontschen tol
Op vroegre schaal te brengen.
Dra zag men langs don Deenschen wal
't Was schoon er op te staren
Een koopvloot, schier een duizendtal,
Met Hollands driekleur varen.