27 Ofschoon 't geschut niet lind gebruld. Was 't doel des togts verkregen; En 't vaderland met dank vervuld Riep Witte 't welkom tegen. Doch naauw zag van de Deonsche kust Men Jan-maat huiswaarts snellen Of Deenmarks Vorst bekroop de lust De vaart op nieuw te kwellen. Weer moest verhoogde tol betaald Elk vaartuig weer vertoeven; Ons land werd eindeloos gesmaald Bij 't kinderachtigst snoeven. Een jaar vervloog; 't geduld daarbij; Toen Hollands wakk're staten Beslotenom die kneev'larij Niet langer toe te laten. Thans werd een grooter magt ontvouwd Om 't driest geweld te keeren En Witte werd 't weer toevertrouwd Dat knibh'lon af te lecren. En nu ook was 't hem toegestaan Omzonder te onderhandden Met valschen koning Ciiwstiaan Naar eigen dunk te handden. Welligt bestond er nooit een held, Zoo voor die taak berekend Als Witte, die ton strijde snelt Als nog een ander rekent.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1864 | | pagina 103