GEDACHTE.
Neen, geen rust op deze wereld,
Voor don Slaaf of Koningszoon,
Voor don Vorst schoon hij moog zectlon
Op een Rijks- of Priestertroon;
Allen zijn zij onderworpen
Aan de wisling van het lot,
En gedwongen 't hoofd te buigen
Voor het magtwoord van dien God,
Die geen wankloj kent noch wijken,
Maar der volken zucht en beê
Om ontwikkling zal vervullen
Midden door den nacht van wee,
Midden door het krijgsgewomel
En do revolutie-koorts,
En het vlammen van do driften
En de ontstoken oproertoorts;
Midden door de plannon henen,
Die der menschen wijsheid droomt
En do listen van de staatkunst,
Die voor 't doel geen middlcn schroomt.