Maar voor u ook liior geen ruste
Die aan de onrust uw behoud
Dank moet weten, en uw scepter
Aan den vreè niet toevertrouwt.
Schoon ge U Keizer hebt verheven.
En ontslagen van den eed
Dien gij eenmaal hadt gezworen
En voor 't oog van do Almagt dcedt.
Onrust teekent al uw woelen,
Heel de goochling van uw spel,
Al 't bedrog dat gij dorst plegen
Met de lagen van de hel.
Vrij wat juister en gepaster
Dan in 's lands vergaderzaal
Tot Oranjes Eerste Dienaars
Voerde men tot U dees taal:
Zoo lang gij ten troon verheven
Ilecrschen en gebieden zult,
En uw ademtogt verpestend
't Werelddeel Euroop vervult;
Zoo lang vorsten kunr.en siddren
Op het hooren van uw \yoord,
En de volken zullen dulden
Dat gij hun accoord verstoort;
Zoo lang vorsten niet en volken
In een plegtig eedverbond,
Neen geen vorsten, neen geen volken,
Die de dwingland niet weêrstond.