WELDADIGHEID. Wie strooit mot liefderijke hand Op 's levens voetpad milde bloemen? Op wien kan nog ons Vaderland, Als teelt van eigen grondals dierbaar kleinood roemen Wie bleef gezeteld in het bloed Schoon vreemde dwang, schoon euvelmoed Den sobren penning namen schat en welvaart stroopte Wie bleef toen Necrlands burgerij In onbesmette reinheid bij En was do liefdebanddie harten zamenknoopto Het was uw geest, Weldadigheid! Die onbekend met slaafsche wetten, Het edele om zich henen spreidt; En wien geen menschenliand hier paal of perk kan zetten. Het was die geestdien land en stad Altijd gevolgd, geheiligd had; Waarvan geen weelde of schat haar immer af kon trekken Maar die, hoe meer de rijkdom rees, Zijn afkomst, aard en doel bewees En 't eerlijk Hollandsch hart ten adeldom kon strekken.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1864 | | pagina 110