39
Als de sporen van verdriet,
Wang en voorhoofd groeven,
O! verlaat de ziel dan niet;
Want wat gij in 't lijden biedt,
Is de steun dor droeven.
Zalig hij, die u bezit,
En uw kracht voelt werken!
Hij bereikt des levens wit;
Want wat bij van de almagt bidt,
Kan geen stof beperken.
Wel, wel op dan in 't gemoed,
Onbeperkt vertrouwen!
Doe ons, door uw kracht gevoed,
In den voor- of tegenspoed,
God als liefde aanschouwen.