22 o, Mogt ik ecnen wcnsc.il, lot u, o Muzen! wagen, Kén gunst u smcckcn, ja, een enkle gift u vragen, ik bail om Sapphoos lier tot Pliaons regte straf, En lei, moest dit zöó zijn, voor altoos 't speeltuig af. Maar, dwaze, die ik ben! wat heeft mij aangedreven, De vrouw te wreken, haar die lijdend wil vergeven, Te wreken haar die 't beeld der liefde en onschuld is En van de schoonste deugd de schoonste beeldtenis. Uw rang, o, vrouwen, zal ik al mijn leven roemen! Een rang, die wij het hoogst van al 't geschaapne noemen: Want schoon gij ook het laatst op aarde zijt ontwaakt. Werd alles eerst in u volkomen en volmaakt. Ja, Spandaw, 'k noem met u hem cencn diep ontaarde, I)ie laag spreekt van de vrouw en van haar menschen waarde, Die min van beur verstand en zielsvermogens denkt En snood haar adeldomhaar eer cn luister krenkt. Maar 'k antwoord op uw vraag of 'k vrouwen hoorde noemen Op wie de volken, als op halve godheên roemen, Dat, zoo wij door den glans van boven zijn bestraald, Die glans het luisterrijkst cn 't schoonst in vrouwen praalt! 1844. J. Lechner.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1864 | | pagina 98