WEELDE.
Wie gehecht zij aan 't verleden,
't Oude hoven 't nieuwe roemt,
Alles slecht en aaklig noemt
Wat den stempel draagt van heden
Wie den «gulden ouden tijd"
Onbepaalde hulde wijd'
lk kan zijn gevoel niet deelcn
'k Eer de deugd in 't voorgeslacht,
Veler namen die ik acht
Veler daden die mij streelen
En zoo menig kunstgewrocht
Toont wat hun vernuft vermogl;
Doch zal 'k daarom alles prijzen
Wat tot vroeg'ren tijdkring hoort?
Daardoor worden aangespoord
Om thans alles af te wijzen
Wie dit tijdperk lof ontzegt
Is niet eerlijk, niet opregt.