39 En wat wel het sterkst moet staven 't Geen ik stelis 't arm gezin Waar de man voor klein gewin Vaak den langen dag moet slaven En dat geldhoe zuur verdiend Meest voor weelde en leenbank dient Groot verschil bij vroeger dagen Toen mijnheermet pijp en stok Steeds te voet naar elders trok Op den arm een zak gedragen Waaruit, zittende in het gras, Brood en kaas zijn maaltijd was. Toen een zeer eenvoudig leven Wel beheerscht door zuinigheid Toch door stijve deftigheid Soms door trots zelfs was omgeven: Doch waarbij naar rang en geld Steeds de tering was gesteld. Wat tot sieraad moest verstrekken Was toen eeuwig zwaar en grof; En do kleeding vaak van stof Die geslachten kon bedekken 't Huwlijkskleed van grootpapa Sierde 't kleinkind lang daarna. Thans Getuigt het huishoudboeken Bij 't vergaan van elk saizoen Debiteert men 't hoofd «fatsoen" Steeds met kleedjeshoedendoeken En Iet op met ieder jaar Krijgt die post steeds meer bezwaar!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1865 | | pagina 119