T OEKOMS T.
42
Van uw gelaat ging menig bloem verloren
Toch is er één niet uitgebloeid,
De bloem der hoop mag u nog loebehooren
Zij is niet uitgeroeid.
Eens zal zij u het laatste leger spreiden
Als 't rood zich oplost in het wit
En zo u daarna ten hemel zal geleiden
Waar elke zucht en elke traan na 't strijden
Verwisseld wordt voor eindeloos verblijden
En waar do hoop verandert in 't bezit.
Lieve schooneuit wier oog
Zooveel leven spreekt,
Die zoo menig frisscho bloem
In uw tuintje kweekt.
Hoe bekoorlijk is het zoet
Dat uw lach verspreidt 1
Wat al leven in dien blos,
Wat aanminnigheid 1
Ja van al dien bloementooi
Zijt gij 't pronksieraad,
't Liefste bloempje ziet mijn oog
Waar gijschoone gaat.
Iloe verlangend blikt dat oog
Blij de toekomst in
Hozen bloeiden voor uw voet
Heeds bij 't schoon begin.