38
Natuurbeminnaardie op 't reizen zijt belust,
Wat dwaalt gij soms aan verre uitheemsche kust
En zoekt zoo ver van buis en bof, 't geen gij
Hier vinden kunt, waar ge ongestoord en vrij
Natuur bespieden kunt in al baar schoon.
Zij spreidt toch niet baar schat alleen ten toon
In 't heete Zuiden of aan 't Noorder strand
Alleen in 't verre en onbekende land?
Mij dunkt't is dwaas gehandeld en gezien
Als gij uw hulde alleen het vreemde aan wilt bièn.
Wat mij betreftkeer spoedig blijde stond
Die mij verplaatst op Gelres vruchtbren grond
Dan zing ik u oen nieuw en schooner lied
Dan thans mijn zwakke en doffe lier u biedt.
Aug. 1865.
C. B. A. Dusseau.