22 tegen alles, wat liaar zou kunnen uilbreiden, en vóór iederen wettigen maatregel, om haar in te korten en haar op heffing voor te bereiden. Zoo volbracht hij met roem zijn tweejarigen dienst als lid van het congres. Daarna trok hij zich een tijdlang van het staatkundig leven terug, om zich meer aan zijn gezin en aan zijn praktijk te kunnen wijden. Te meer ging hij daartoe over, omdat hij wel zagdat, niettegenstaande de pogingen van hem en andere vvelgezindende partij van het Zuiden, de democraten en slavenmannen, voortdurend de over hand behielden. Geheel ontmoedigd was Lincoln evenwel niet. Dit toonde hij in 1852toen hij, zoowel als in 1848, zijn invloed zocht te doen gelden hij de keuze van een president; maar dit bewees hij vooral in 1853toen hij met al den moed en al de kracht, die in hem waren, zijn welsprekende stem deed hooren tegen het plan der voorstanders van de slavernijom die nood lottige instelling tot over de hij do wet vastgestelde grenzen uit te breiden. Bij deze gelegenheid had hij do voldoening, dat er in zijn staat Illinois een zoogenaamd republikeinschgezindo wetgevende vergadering gekozen word en evenzoo ecu nict- democralisch afgevaardigde naar den senaat. Ten gevolge van deze zegepraal dacht zijn partij er in 1854 zelfs over, om Lincoln te doen benoemen tot gouverneur van Illinois. Maar do edele man weigerde deze onderscheiding. Twee jaren later wachtte hem nog grooter eer. Hij werd toen in een vergadering van kiezers te Philadelphia(een der hoofd steden van de Unie, met 508,000 inw.,) genoemd voor vice- president der Vercenigde Staten. Hij werd evenwel niet gekozen. Het jaar 1858 maakte Lincoln door het geheolo land beroem der dan ooit te voren. In dat jaar werd hij namelijk door zijn partij tot candidaat gesteld voor den senaat(zooveel als de 1ste kamer)maar zijn tegenstanders de gematigde begun stigers der slavernijhadden het oog op zekeren Douglaseen klein maar zeer bekwaam en wolsprekend man. Volgens Americaansche gewoonte daagde Lincoln zijn mededinger uit

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1867 | | pagina 102