28
Hij schetste mijhoe liefdes schicht
Sinds lang hem 't harte griefde;
Ilij sprak van balsem voor zijn wond
En bood en bad mij liefde.
Ik bloosde en zweeg; en zie nog eens
Herhaalde hij zijn smeeken;
Weêr zweeg ik; treurig ging hij heen;
Maar mocht ik daadlijk spreken
Er. reeds is 't eerste lentegroen
Voor allen weêr ontloken";
Maar 'k zag den goeden knaap niet weêr
Och! had ik maar gesproken