Het mag te recht verwondering baren, dat onze gcschied-
sciirijvers van vroeger en later lijd, die aan de vermelding
van oorlogenveldslagen en belegeringen van schansen en
steden zooveel zorg besteedden, over het algemeen zoo
karig zijn geweest, waar het een onderwerp betreft, zoo
belangrijk voor ons vaderland als de koophandel.
Wij zijn er groot en machtig, wij zijn er rijk door geworden;
maar het kost moeite, een denkbeeld te verkrijgen van den
Nederlandschen handel gedurende de middeleeuwenen tot aan
do oprichting van de Oost-Indische Compagnie, glorierijker
gedachtenis, zijn de berichten aangaande deze gewichtige aan
gelegenheid zeer onvolledig, en inoetenbuitcnlandsche schrijvers
leveren, wat landgenooten in hunne bewondering voor oorlog
zuchtige graven en bloedige hatailles over het hoofd hebben gezien.
Wij zijn niet ver van de waarheid verwijderd met de
beweering, dat de geschiedenis van den Nederlandschen handel
van de dertiende tot de zestiende eeuw eigenlijk is begrepen
in die van het verhondwelks naam aan het hoofd van
deze schots is geplaatst: de Hanse, die trotscho maatschappij,
bet sieraad der middeleeuwen, een schrik van vorsten en
landheereneen bron van welvaart voor den nijveren hande
laar. Thans is do naam zelfs bijna vergetenen wordt
alleen nog dan gehoord, als men Lubeck, Hamburg en
Bremen met den naam van Hansc-sleden bestempelt. Van
het wezen dor maatschappij is echter niets meer in stand
1