2]
vijftig passen afgelegd, of de weg kreeg een groote
kromming; links waren donkere begroeide afgron
den, rechts kolossale berggevaarten, voor mij een
circa 150 meter langen tunnel, door de steenrots
geboord. Als men uit den tunnel komt, loopt de
rots bijna loodrecht af, tot 30 a 40 meter diepte.
Naar boven verheft hij zich hemelhoogmet gladde,
grauwe wanden. Beneden stroomt een bruischende
beek langs de rotswanden heen, waarover men
een brug heeft moeten bouwendie in schoonheid
met iederen viaduct kan wedijveren.
Over twee pijler-inrichtingen ligt de zeven en
zeventig meter lange brug, die met een bocht
over den afgrond loopt, en aan de overzijde be
langrijk stijgt. Aan beide einden leveren de rotsen
de steunpunten. In de verte heeft de brug iets
ijzingwekkendsvooral wanneer een trein er over
heen stoomt, dan denkt men dat de brug onder
den last zal bezwijkenmaar hoe zwak zij ook
schijnen moge, zij is solied en sterk gebouwd,
zoodat bij nader onderzoek alle vrees voor gevaar
moet wijken.
Op de brug staande heeft men een verrassend
uitzichtop den achtergrond de tot aan den hemel
reikende rotsen, beneden de bruischende beek met
donkere dennen, en verderop groene weiden, het
spiegelende meer en den ontzagwekkenden Pilatus.
Dit majestueuse gezicht is des te verrassender,
daar de gezichtskring kort te voren zeer beperkt is.
Ik stijg al hooger en liooger den spoorweg op
aan het boveneinde der brug begint de helling
te verminderentot aan den tunnel is die niet
minder dan '25en hier gemiddeld 21 en 22 op
de honderd meter.
Met het verminderen der helling was ook de
aanleg minder moeilijk gewordenhoewel men
nog hier en daar een brug over een diepe kloof