Dus was het, door niets in zijn voortgang gestoord Al dra aan »de Sluizen" verschenen Hier streek men de vleugels en sprong men van boord; En wonderhet schip was verdwenen En evenzoo weg was het scheepsvolk aan wal Geen mensch kon het tooverstuk vatten In plaats der matroosjes ontstond er een tal Yan flinke, scherpturende katten. Een poesje, terwijl het ter havenzij was, Scheen iets aan het water te onttrekken, Het bracht dat naar boven en smeet het in 't gras En ging het met aarde bedekken Doch een der getuigen had duid'lijk gemerkt: Een notendop had het verborgen Met spelden voor masten, als scheepje bewerkt; En dit was het voorwerp dier zorgen. Nu snelde de kattendrom midden op straat; Een beker verscheen op zijn wenken Uit zilver vervaardigd, gevuld en in staat Om allen behoorlijk te drenken. Zijn inhoud was wijn en men proefde terstond, Hij smaaktedat kon men bemerken En vroolijk nu schaarden zich allen in 't rond Daar wijntje niet nableef te werken.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1873 | | pagina 110