Zij hadden voor ieder den doortocht belet
En vlogen in grillige sprongen,
Zij wipten zoo joolig en hadden zoo'n pret,
Zelfs werd er ook katt'rig gezongen
Zij krolden en grolden getrouw aan haar aard
Maar dachten aan muizen noch ratten,
Zij pakten elkander aan pooten of staart
't Was blijkbaar een feestnacht der katten.
Maar immer nog onder het schijnsel der maan
Verscheen er een koppel van hoeren,
Op weg om hun wagenmet boter belaan
Ter markte naar Delft te vervoeren.
«Hei katten, op zij daardus schreeuwden zij luid
En hles kreeg een duchtig pak slagen
En steigerde heftigmaar trad niet vooruit
Geen poesje toch liet zich verjagen.
Zij hadden zich allen in rijen gesteld,
Zoodra slechts haar hoofd ging miauwen,
Haar aanblik was vurigeen ieder was held
Gereed om den vijand te krauwen.
Maar waardig, bedaard, trad het hoofd van den stoet,
Een kater, zoo rijzig als prachtig,
Naar voren en bracht aan de boeren zijn groet
Err toonde het Hollandsch zich machtig.