28
»»Gij mannen"" dus sprak hij, »»wilt spoedigvoorbij,
Wij trachten niet u te weerstreven
En gaan opuw wenken vrijwillig ter zij
Mits ge ons maar voldoening wilt geven
Wij vieren hier hoogtijd en vragen niet veel
Gij ziet onzen beker daar blinken,
Neemt in onze vreugde nu enkel maar deel
Door met ons een teugje te drinken
Verstomd door verbazing, door afschuw ontdaan,
De handen gehaakt en verwezen
Zag ieder der boeren zijn makker eens aan
En wilde in zijne oogen iets lezen
Dit duurde minutentot eind'lijk er een
Zijn lijd'lijke houding liet varen
En, schuddend zijn kopstuk, ten blijke van neen
Zijn weig'ring der heks kwam verklaren.
Nu werd weer de dans door de beestjes hervat,
Gedronken, gegierd en gevlogen;
En immer besloegen zij listig het pad
En hielden de landlien in de oogen.
Doch deze, ten slotte het wachten toch moe,
Besloten eerst vriend'lijk te smeeken
En, mocht dit mislukken, om 'teven dan hoe,
Het katten-cordon te verbreken.