11 pels van marterbont bezetten mantel, terwijl op haar schoon, gebiedend hoofd een helm met witten veder bos glinsterdewaaruit een gouden stroom van prachtig haar over haar rug golfde. Haar rechter hand, van een schermhandschoen voorzien, leunde op een zwaard, terwijl de linker op de heup steunde. «Wie zendt u?" begon zij met kalme waardighei »Mijn veldheer", antwoordde Ben ja. »Hoe heet hij?" «Frans, vrijheer van Wesseleny, keizerlijk veldoverste te Filek. Toen deze dierbare naam, na zoo langen tijd en zoo onverwachts haar oor trof, beefde Maria S z e t s i een oogenblik zacht over 't geheele lichaam; maar snel bedwong zij deze beweging en scheen even als te voren een koud, ongenaakbaar goden beeld. Wat .wil hij?" vroeg zij fier. »Gij zult wel weten, edele vrouw," gaf Ben ja ten antwoord," dat generaal Rakoczy geslagen, en dat u alle hoop op ontzet ontnomen is. Mijn overste eischt daarom van u deze vesting over te geven." «Geen woord meer van overgave!" viel Maria den parlementair in de rede. «Voor ditmaal wil ik goedgunstig zijn en u ongedeerd tot de uwen laten terugkeeren. Maar wee u en ieder ander, die mij nog eens zulk een beleediging durft aandoen. Vertrek De vorstelijke vrouw wees hem de deur. Zwijgend boog Ben ja en keelde met dit scherpe antwoord tot Wesseleny terug, die van woede stampvoette. «En is zij werkelijk zoo schoon, als men zegt?" vroeg hij 11a een oogenblik gezwegen te hebben. «Een godin," hernam zijn hoofdman; «een vrouw, waard om den besten man als een slaaf voor zich in 't stof te zien knielen."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1873 | | pagina 95