n
verbood, op stiaffe des doods, hem te storen.
Daar lag hij op zijn eenvoudige sponde, en van
tijd tot tijd ontvloden tranen van woede zijn
oogen.
Vele dagen lang waagde niemand het hem te
storen; eindelijk trad op een morgen zijn oude,
getrouwe dienaar S t e p h a n bij hem binnen
zonder zich om den toorn van zijn heer -te be
kreunen.
»Wat vermeet gij u?" riep Wesseleny, »kent
gij mijn verbod niet, oude domkop?"
»Dat ken ik wel, excellentie antwoordde de
grijsaard, »maar 'tis een zaak, die geen uitstel
duldt: een renbode van uw heer, den overste
Barkoczy, staat buiten en wensclitu te spreken."
De vrijheer stond op en beval hem binnen te
brengen. De boodschap, die deze bracht, trof
Wesseleny als een bliksemstraal en verplet
terde hem geheel en al. De Zweed Torstenson
had den keizerlijken veldheer Gallas terugge
drongen en stond voor Brünn: generaal Götz
was met zijn korps naar het leger van Puch-
haim opontboden en rukte met versnelden marsch
naar Moravië om Gallas bij te staan. Het ge
volg hiervan was, dat Puchhaim voor Kemc-
ny wijken moest en Rakoczy zelfs van Tokaië
tot ontzet van Murany toesnelde.
Wesseleny liet den renbode vertrekkenom
zich weder alleen in zijn tent op te sluiten,
thans echter niet om schaamte of woede over
de nederlaag te verbergen en stom te lijden
maar om te handelen, en welzoo snel mogelijk.
Hij ging met haastige schreden op en neer,
eindelijk bleef hij staan en deed zijn bevelhebber
Niclas Benja roepen.
Een gewichtig beluit was genomen en werd
onmiddellijk ten uitvoer gebracht.