18
bloed. "Vrouw van den Berg kreeg een kleur
van pleizierals ze het lieve, kind eens weerzag.
Wat een mollig schepseltje en toch. toen het vijf
weken oud was en de min het voor het eerst zag,
toen was het zoo mager en net zoo slap als dit
kindje, dat ze nu dikwijls met tranen in de oogen
weer opnam om het te voeden. Treurigdat vreemde
kind kreeg Slechts viermaal daags voedsel en was
gegroeid als een kool dit kon den geheelen
dag door volop krijgen, zooveel als het wilde en
het kwam maar niet aan het groeien. Integendeel,
het verkwijnde zichtbaar en eindelijk stierf het.
Waaraan? »Aan het zuur," zooals de moeder al
schreiende vertelde.
Ze had misschien gelijkmaar toch eigenlijk
nietwant hoe kwam het kind aan die kwaal
Dat vroeg zij niet en de buurvrouw ook niet en
toch lagen vraag en antwoord voor de hand.
Dat kwam zoo: vrouw van den Berg had
reeds vele kinderen gehad en wist dus van kinderen
alles af, zooals zij zeide, en zooals ieder gereedelijk
toegaf. Dat was echter volstrekt niet waar. Zij
wist van de behandeling van kleine kinderen niets
af en daarom stierven al hare kleinen.
)>Een klein kind is een heel klein mensch," als
vrouw van den Berg dat bedacht en in toe
passing had weten te hrengen, zou ze wellicht
hare kinderen in het leven hebben gehouden, maar
dit deed ze niet. Ze beschouwde een klein kind
als iets, dat. of neen, ze dacht er geheel niet
over na en daardoor kon ze hare kleinen ook niet
verstaan. De taal van het kind drong niet tot
haar door. Als haar kind schreide, gaf ze het de
borst of schudde het arme schaapje een poosje
heen en weer, nu eens in de wieg, dan op schoot
of in hare armen. Zij meende het zoo goed, maar
ze was zoo'n slechte moeder en ze kon zoo on-