29 Toch stond er een, als waar hij krank, Als dood zoo bleek en stom Hij leunde treurig op een bank En zag niet op noch om. Geen mensch hier had hem iets misdaan Geen mensch hem ooit gezien Hij stond en kon den heeten traan Onmoog'lijk weerstand bien. En wat hem deerde wist geen een Hij zei niet wat hij dacht: Hij sloop naar huis in droef geween En weende heel den nacht. Uit het Ditmarsch. P. K. DROSSAART.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1874 | | pagina 117