7
eens, »dan zoudt ge nog vooruit kunnen komen in
de wereld, maar meisjes. wat zijn die? Zij kunnen
haar kost niet verdienen en deugen nergens voor."
Jawas ik maar een jongen," herhaalde dan
dikwijls het arme meisje en begon werkelijk te wen-
schen dat zij een jongen mocht zijn.
Maar al was zij een meisje, had zij toch geest- en
wilskracht genoeg om te begrijpen, dat zij zichzelve
een beter leven zou kunnen bezorgen, dan dat wat
zij thans had, en toen haar vader dood was besloot
zij het voorbeeld van Albert te volgen en de wijde
wereld in te gaan.
Eens op een avond toen hare stiefmoeder te bed
lag, vertrok zij op denzelfden dag en hetzelfde uur als
waarop Albert was vertrokken en voordat zij haar
tocht begon riep zij naar alle windstreken heen
luide zijn naam, alsof hij haar hooren kon.
Toen verdween zij evenals hij in de duisternis.
Evenals hij had zij een zwaren strijd en veel ellende
door te staan voor zij eenigszins een weg vond en op
dat pad ontmoette zij geen spoor van Albert, iets
dat haar zeer teleurstelde.
Ongeveer twaalf jaar na Fr ed e ri k a's vlucht,
was er een buitengewone drukte, qen verhuisrom
mel namelijk te Berlijnin de woning van een
muziekmeester, een bejaard violist, die veel naam
hadmaar nu naar rust verlangde en daarom
verhuisde naar een dorp in Saksen, waar hij als
kind geleefd had. «Ik wil geheel uit alle zaken
zijn," had hij gezegd, en spoorde het werkvolk aan
om toch spoedig voort te maken. Op den avond
voor zijn vertrek zat hij een glas Beiersch te
drinken in den Thiergarten met zijn dochter en een
jong mensch, die in den laatsten tijd zijn rechter
hand geweest was en veel lessen voor hem had
waargenomen.
Het was een mooie, kalme avondde oude stopte