'23 Wij gingen naar een ouden leermeester van mijn meisje. Daar spreekt mij een bedeljongen aan en klaagt mij zijn nood dat hij thuis geen brood heeft. En mij scheen het toe alsof er geen jam mer en ellende meer in de wereld was. Ik nam den knaap met mij mede naar den naastbijzijnden bakker en kocht hem een groot brood. Eerst zag hij mij verwonderd aan daar ik hem geen geld gaf maar toen liep hij blijde weg. Wij gingen verder en op den hoek der straat sprak mij weder een bleeke lange jongen om brood aanhet was mij te veel moeite om nog eens naar den bakker te gaan en eerlijk gesproken ik deed het ook liever niet, want ik vreesde dat mijn doen opzien zou baren daar reeds mijn eerste gang naar den bakker met verwondering was gadegeslagen. Ik gaf daarom den knaap een groot stuk geld ik weet niet meer hoeveel - en zeideDaar, koop u een brood en breng mij de rest van het geld terug. Wij leggen hier een be zoek af, wacht totdat wij er weêr uitkomen. Mijn meisje zag mij eerst lachend aan en zeide toen met een blik die al het edele in een men- schenhart moest opwekken en met een zachte lieve stem»ja kind gij zijt eerlijk en braaf niet waar en zult het geld terug brengen." De knaap keek haar met groote oogen aan en liep hard weg. Bij het opgaan van de stoep zeide ik »Het is toch eigenlijk niet goed dat ik den knaap zoo in verzoeking breng, ik vrees dat wij bedrogen zullen worden." »En ook al worden wij bedrogen zullen wij ons het vertrouwen op de menschen niet laten ont nemen," antwoordde zij»maar ik geloof dat hij het zeker zal terugbrengen." Ons bezoek duurde langer dan wij gedacht had-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1875 | | pagina 111