24 den want de oude onderwijzer beroemde er zich met recht op, dat hij had medegeholpen om van mijn meisje te maken wat zij nu was. Eindelijk namen wij afscheid. Toen wij de stoep afkwamen stond de bleeke jongen daar; onder den eenen arm hield hij een groot brood en met de andere hand gaf hij mij het overgeschoten geld terug. Ik nnm het aan en zeide zacht tegen mijn meisje«Goddank gij hebt gelijk gehad. Maar ik geloof dat ik den knaap bederven zal wanneer ik hem nu het geld laat behouden; dat zou spelen zijn met zijn deugd." »Ja," knikte zij, en vroeg den knaap waar hij woonde. Hij gaf zijn woning op in een afgelegen buurt. «Gaat gij nog op school?" »Neen die heb ik verlaten." Wij gingen verder en ik nam mij voor den knaap op te zoeken en hem met al mijne krach ten te helpen. Maar te midden van al de vreugde die volgde vergat ik het en toen ik in mijn ver verwijderde woonplaats er aan dacht zeide mijn vrouw«Wees maar gerust. De knaap heeft mijn verwachting niet bedrogen en ik heb hem goed met goed vergolden. Gedurende uwe afwezigheid kort voor ons trouwen zocht ik hem in gezelschap van mijn broeder op en toen ik binnentrad riep de knaap," «ziet u moeder! Heb ik niet altijd gezegd dat zij komen zouden en wanneer hij niet kwam dat zij zeker komen zou." «Ik heb voor hem gedaan wat ik kon. Vader heeft den knaap bij een rechtschapen schrijnwerker te Breslau in de leer gedaan.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1875 | | pagina 112