I)c Nederlandsche Taal.
(Volkslied.)
Wie alles in den vreemde roemt
En eigen schoon niet ziet
Hier alles slecht en aak'lig noemt,
Zijn afkomst en zijn taal verbloemt,
Hij is de ware niet.
Vooral verfoeien wij den gek
Die Neerlands taal verguist;
En die, als leed ze aan woordgebrek
Uit schijn-geleerdheid elk gesprek
Altijd verfranscht, verduitscht.
Hoe lief is onze moedertaal
Waar 't zijn moet roerend zacht
Wat is zij rijkwat woordenpraal
Wat leent zij zich in elk verhaal
Tot klaarheid, gloed en kracht!