i 11111,
Rust verving het woelig leven,
Duister is het ginder ver
De oogen hemelwaarts geheven
Zien slechts hier en daar een ster.
Slaap en laat de boozen zorgen
Heb geen kommerstort geen traan
Komt er eerst een nieuwe morgen
't Zal met God wel verder gaan.
Menig legt ten slaap zich neder
Neder voor een eeuw'gen nacht,
Opent de oogen nimmer weder
Schoon hij aan geen sterven dacht.
Zeg kunt gij u vast verklaren
Eer de nacht daar henen gaat,
Of de dood u nog zal sparen
Of u morgen 't hart nog slaat?