De oiiie Man en zijn Kleinflocliier. Zij had den grijsaard hartlijk lief, Hij wederkeerig 't kind Zij leidde hem steeds bij de hand, Want de oude man was blind. Zij bracht hem buiten in het veld Langs 't beekje frisch en blank Daar zat hij in de schaduw dan Der lindeop de bank. Eens kwam het kleine bleeke kind Stil aan zijn knieën staan Zij huktelag haar kopje er op En zag hem treurig aan. Ginds, grootva, bij den lieven God, Is't immers ook zoo schoon? Daar groeit en bloeit het altijd door En schalt der voog'len toon Wanneer weer de ooievaar vertrekt, Waar is uwe Anna dan En als de koekkoek weder roept Waar is uwe Anna dan?

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1875 | | pagina 117