25 burg naar Napelsin de open luchtbij een temperatuur van 16 tot 40 graden onder het vriespunt, en dat zij gedurende een half jaar, van 15 Octobei' 1872 tot 30 April 1873, aan zulk eene koude, aan sneeuwjacht, storm en honger waren blootgesteld. Enkele bijzonderheden mogen voldoende zijn. Van 15 October tot 4 November had de schots een afstand afgelegd van 6570 mijlenzeker een bewijs van den snellen stroom welke in die streken heerscht, maar die toch niet snel genoeg is om de vrees voor het verlies van het leven geheel uit de gedachten te verbannen. Het dage^ lijksch rantsoen was toen geslonken tot op een kwart pond spijs per dag. Toch hadden zij het betrekkelijk goed verge leken bij wat zij leden, toen de ijsschots door bestendig af te brokkelen hen noodzaakte hun toevlucht te zoeken in eene kleine opene boot waarvan zij zich gelukkig meester hadden kunnen maken. De beide goedhartige, manmoedige Eskimo's be wezen hun intusschen onschatbare diensten. Zij waren er bestendig op uit zeehonden, robben, ijsbeeren enz. te schieten, en door hun voorts durende waakzaamheid wisten zij hun lotgenooten voor den hongerdood te bewaren. Het vleesch der zeehonden diende tot spijs, de traan tot licht en tot verwarming van het eten. Zoolang zij zich te midden van het ijs voortbe wogen was de buit, dien de beide Groenlanders aanbrachtenmeestal voldoende om hongersnood te voorkomen. Zelfs mocht het hun tweemaal gelukken een ijsbeer te schieten. Bij deze gevaarlijke jacht moesten de anderen voor zeehond spelend. i. zich plat op bet ijs neerleggen om gevaarlijke dieren te lokken en

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1876 | | pagina 121