VADERHUIS. Daar staat een post zoo eenzaam op de heide En wandelt in den maanschijn op en neer. Hij is met God en met zijn blank geweer En zijn gedachten moederziel alleen. De heide ligt zoo rustig en zoo bruin En ver, zoo ver het krachtigste oog maar reikt, Als liep daar ginds aan 't alleruiterste eind De grond en dauw en Hemel gansch ineen, Tot aan de grauwe kim en voor zijn voeten Gelijk en effen als het stille meer. Daar staat hij als een schoorpaal voor den Hemel De maanschijn glinstert op zijn bajonet Hij laat zijn oogen weiden langs de hei, De heuv'len over, langs die geele streep, En ver daarover heen in nacht en duister; En verder nog strekt zijn gedachte heen Tot bij een huis de priester eenerzijds De beek en watermolen aan dezen kant; Hij wandelt met die beek de weiden af Tot aan dat hek, die poort en in dat hout En buigt het hoofd en staat en roeptMaria

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1876 | | pagina 129