Een ander verslijte zijn leven aan wal Wij zijn er slechts tijdlijk te vree Wij toeven niet steeds als de schaapjes op stal, Wij zoeken ons heil op de zee. Het woelen en twisten verveelt ons ter kust; Is eens maar het afscheid voorbij En 'tanker gewonden, dan keert onze rust: Op zee zijn wij vroolijk en vrij Van top dan gezeild door het bruischende nat Geklauterd langs scheepswant en boord De driekleur omhoog en de roerpen omvat! Geen werkkring die meerder bekoort. Men voelt zich zoo moedig, zoo krachtig en frisch, Geen Vorst eet zoo smaaklijk als wij De zeeman is rond en vertoont wie hij is, Op zee zijn wij vroolijk en vrij. En water en wolken hoe prachtig en schoon Waarheen wij de blikken ook slaan; Hoe eindloos verscheiden in aanzien en toon, Wat gi'ijpt ons daar alles toch aan.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1876 | | pagina 133