niet de schrikkelijke tooneelen van plundering, roof en
moord, die in haar naam bedreven werden? Aan eene
onstuimige, bloedige revolutie vastgeketend, verloor zij
haar schoonen klank om een moordkreet tegen de maat
schappij te worden.
Doch wijdie op een afstand van de revolutie staan
en haar bedaard kunnen overzien hare waarde kunnen
wikken en wegen en de tarwe van het onkruid weten
te ziftenwij schromen niet die schoone leuze uit den
ziedenden ketel gelouterd te voorschijn te halen en, ont
daan van hare overschatting, haar op de juiste waarde
te stellen.
Niet in den zinwaarin het naar vrijheidgelijk
heid en broederschap smachtende volk haar in het einde
der vorige eeuw wilde opgevat zienmaar in eene
edeler beteekenis durven wij haar ook als onze leuze te
aanvaarden.
Geene vrijheid, die tot losbandigheid, geene gelijkheid,
die tot communisme leidt, geene broederschap, die ons
dwingt aan liederlijkheid en ontucht de hand te drukken,
neenzoo opgevatverfoeien wij haar.
Spreken wij van vrijheid, dan bedoelen wij dien toe
stand der maatschappijdie den enkelen mensch en
tegelijk de geheele massa in de gelegenheid stelt naar
een hooger levensideaal te streven. Hieruit volgt dus
onmiddellijk, dat er geene vrijheid denkbaar is zonder
beperkende maatregelen.
Wat de enkele mensch, het individu meent noodig
te hebben, zou wellicht de massa kunnen schaden en
de vrijheid van den éénen zou dus eene belemmering
voor den anderen kunnen worden. Daar nu de massa
boven het individu gaat, is het noodig, dat de vrijheid
van het individu beperkt worde ter wille van de massa.
Doch tevens is het ook waar, dat al, wat ten bate van
het geheel gedaan wordt, zijn voordeel afwerpt voorde
deelen. 't Blijft dus nu altijd de moeilijke vraag
wanneer het geheelwanneer de deelen den voorrang