A V O T>. De maan schijnt door de ruiten En slaaprig legt daar buiten De wereld zich ter ruste weer; De nevel dekt de landen De beek slaapt in haar wanden, De dauw drupt van de blaad'ren neer. En boven aan den hemel Staart ge op het ster-gewemel Elk prachtig schitt'rend langs haar pad; Als kondt ge hierverlaten Bij nacht in vreemde straten De lichten zien der Vaderstad. En waar vermoeiend lijden Een' de oogen dicht doet glijden, Maakt licht een droom hein wel te moe Daar keert de traan in lachjes Daar zweven de Eng'len zachtjes En dekken hern met hloemen toe.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1878 | | pagina 139