5
zij hare moeder een paar zelve verdiende dubbeltjes in
den schoot. Dat was een oogenblik van genot voor de
ouders, de moeder kuste de kleine en de vader legde
met een half profetische plechtigheid zijn hand op het
hoofdje van Els a en zeide zoo iets van, dat God altijd
Zijn zegen geeft aan vlijtige menschen, dat arbeid ieder
tot sieraad is, en dat zij ook maar steeds deugdzaam
en ijverig moest blijven. Nu, Elsa werd een ijverig en
zedig meisje, dat in alles het voorbeeld harer ouders
volgde; de gedachte kwam zelfs nooit bij haar op, dat
zij wel op een andere wijze zou willen leven dan op
deze, maar opeens veranderden de omstandigheden. Eens
op een dag kwam de vader Zaterdagsavonds bleek en
ontdaan thuis, hij had zijn afgewerkte sigaren wegge
bracht en zijn weekgeld ontvangen, maar onderweg was
iets als lood in zijn beenen geschoten en slechts met
moeite kwam hij thuis.
Den volgendon dag was het Zondag, doch hij werd
niet op de gebruikelijke wijze gevierd, het halve hemdje,
noch het gekleurde vest werd voor den dag gehaald
en ook het zondagsgewaad van moeder en dochter bleef
in de lade.
Een volgende week werden hare beide pakjes in de
vorfkuip gestopt het tweetal ging in den rouw over
vader. Hij was niet van honger gestorven, maar toch,
toen de geneesheer op het doodattest zette, «uitputting
van krachten" zou het niet geheel bezijden de waarheid
zijn geweest als hij er bijgevoegd had, «door gebrek."
De moeder overleefde hem niet lang eens op een
kouden voorjaarsmorgen werd ook zij grafwaarts ge
dragen en stond Elsa alleen op de wereld. Nog klonk
haar de nagalm in de ooreri van wat hare moeder haar
den laatsten tijd af en toe gezegd had over «een weg,
die ten verderve leidt" en over «het loon de/' deugd."
«Houd God maar voor oogen, mijn kind," dat waren de
laatste woorden geweest, «en denk aan ons."
Elsa zat op het kerkhof en ze dacht aan hen, die