c daar onder de groene zoden den eeuwigen slaap sliepen. Wat was liun leven geweest? Het meisje sloeg de hand voor de oogen en het was haar als zag ze den weg, die van hun kluisje tot aan den grafheuvel liep; die weg was grauw; onvriendelijk en eentonig zag hij er uit. De wolken daarboven lieten geen zonnestraaltje door, op den harden grond groeide geen enkel plantje, aan weers zijden van den weg stonden doornenheggen, maar niet getooid met groene blaadjeseen schrale wind belette het uitkomen der spruitjes. Nergens, zoover haar oog kon reiken, was een bank of een plekje, waar de ver moeide wandelaar eens even wat kon rusten en toch was die weg lang, eindeloos lang, hare oogen werden moe van het kijken, het einde van dat pad was niet te zien. »Dat is toch mijn weg," dacht ze, dat is het pad dat mijne ouders zijn afgekomen, hunne voetstappen zouden er nog op afgedrukt zijn, als de grond week was geweest," nu hadden ze geen spoor nagelaten, maar toch, er was geen vergissing mogelijk, dien kant moest zij op. Het was of haar hart ineenkromp toen zij den eersten voet weer op dat pad zette, ze voelde zich zoo alleen en zoo droef te moede. »Laat mij hier nog maar eene wijle vertoeven," fluisterde zij en haar doek wat dichter om zich heen halende 't was zoo koud bleef zij nog even peinzend staren op den grafheuvel voor haar. Ha! hoe gelukkig dat ze gewacht had, want daar kwamen nog eenige jonge meisjes aan. Ze zouden dus gezamenlijk kunnen gaan. Elsa naderde, maar de nieuw aange- komenen letten niet op haar, vreemdzagen ze haar dan niet? en voelden ze niet wat El sa voelde? Deze was het. als had ze hare zusters bij zich en met een gevoel van liefde en bewondering zag zij de meisjes aan, die blijkbaar denzelfden leeftijd hadden als zij. »Zou dat de weg zijn?" vroegen deze. »Ja," zeide Elsa, maar niemand, die naar haar om-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1880 | | pagina 110