10
dikwijls gehoorden nu zeide zij«Goedo God ik
ben een wees, ach, geef mij ook een gouden
sleuteltje
Had ze die bede overluid uitgesproken Het scheen
wel, ten minste op eens hoorde zij een steindie
haar fluisterend toesprakgij hebt geen gouden sleutel
noodig, Elsa. Met zulke glanzige haren, zulke heldere
oogen en zulke schoone, roode lippen als gij hebtopent
men ook den weg tot
»Tot dat prachtige pad der deugd, dat ik even, heel
even heb aanschouwd?" vroeg zij levendig en keerde
zich om naar den spreker.
Het was een jong man dien ze nu naast zich zag
staan. Hij had fraaie kleeren aan en hij moest wel
thuis hooren in die heerlijke zonnige omgeving, die
Elsa gezien had. Zijn woorden moesten wel waarheid
behelzen. Elsa nam hare lange vlechten in de hand,
en keek hem vragend aan. Had zij goed gehoord? Kon
den deze haren dienst doen als een gouden sleutel
Zij besloot terug te gaan om het geval te onderzoeken.
»Ga maar mede," zeide hijen legde haar arm in den
zijnen, terwijl hij haar wees, waar zij hare voeten moest
zetten. »De weg is hier zoo ruw en oneffen, stoot u
niet," zeide hij bezorgd.
Elsa lachte, maar toch die vriendelijke bezorgdheid
deed haar goed; niemand had er zich ooit om bekom
merd of zij zich eens stootte, 't was dan ook niet te
vermijden op zoo'n ruwen ongebaanden weg, maar
thans - hoe hij alles voor haar wilde effenen, hij
sloeg zelfs zijn arm om haar middel om haar nog beter
te kunnen ondersteunen. Zij liet haar hoofd op zijn
schouder rusten en luisterde met verrukking naar wat
hij zeide. Wat een deelneming wat een liefderijke
zorg sprak uit al zijne woorden. Hij had gezien, hoe
onvriendelijk al die meisjes tegen haar waren, en hij
vatte die zaak op als was hijzelf daardoor beleedigd.
Elsa was schooner en reiner en deugdzamer dan die