16 dien zij de laatste oogenblikken uit het oog had ver loren, maar die nu weer bij haar was. »Maar die blikkendie woordenze deden pijn snikte het meisje, »wat beteekenden ze? Waarom mag ik mij niet bij de anderen voegen 7" sDenk er niet aan. Wees vroolijk en geniet," klonk de raad, maar hoeveel moeite El sa zich ook gaf om vroolijk te zijn en te vergeten, ze kon het niet. Alles kwam haar glansloos en kleurloos voor en deze schoone omgeving had welhaast geenerlei bekoorlijkheden voor haar. Hoe geheel anders was het ideaal dan de wer kelijkheid. Zij klaagde haar leed aan haar geleider, maar deze scheen haar niet te kunnen begrijpen zelfs hij kwam El sa thans geheel anders voor dan vroeger. Zijn oogen keken haar niet meer zoo vriendelijk aan en zelfs zijn stem was gansch anders dan het geluid, dat haar voorheen zoo muzikaal toescheen. Die teleurstelling overstelpte haar geheel en ze sprak den wensch uit om terug te keeren. Niemand belette het haar en eenzaam keerde zij terug. Eens op een avond stond zij voor het kleine huisjemaar de deur was gesloten, zij zocht naar den sleutel, maar ze vond niets dan een der gouden sleuteltjes, die zij nog toe vallig bij zich droeg, daarmede kon zij echter niets doen en onverrichter zake bleef zij buiten staan. Zij klopte doch niemand opende haar. Toen ging zij bibberend van koude de straat op, maar nergens vond zij plaats. »Laat mij binnenlaat mij binnensmeekte zij een paar malen niemand sloeg echter acht op haar verzoek en droevig gestemd liep zij verder, tot zij eindelijk bij den grafheuvel harer ouders kwam. Daar viel zij in slaap, en in den droom verschenen haar hare ouders. »Wie is dat?" vroeg de vader, en zij antwoordde: »Ik ben het, Elsa," maar de vader schudde het hoofd. »Kent gij haar, moeder?" vroeg hij. »Neen dat is onze dochter Elsa niet," verzekerde de moeder en beiden gingen weg. Elsa vloog hen

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1880 | | pagina 120