De Roos, EEN SPROOKJE VAN AUGUSTA BLASZ. Op een heerlijken Meidag deed een zachte warme wind mijn knopje opengaan. Ik voelde hoe warmte en licht naar binnen drongen en lauwe dauwdroppels in mijn kelkje vloeiden. Ik ontwaakte tot bewustzijn. Ik keek eens rond en zag hoe mijne zusters nog in hare bloem kelken besloten waren en vernam hoe ongeduldig zij van binnen klopten om hare groene boeien te verbreken. Trotsch boog ik nu mijne uit hare plooien springende bladeren voor de koesterende stralen der morgenzon, verheugde mij over de liefkozingen der vlinders die mij, als Koningin huldigende, omgaven en baadde mij in stille verrukking over mijn jeugdig leven in de warme Meilucht. Wat verheugde ik mij over den tuin waarin ik bloeide, het blauw des hemels en de naar de wolken spattende droppels van de springbron, die de stralende zon, waar aan zij haar glans leenden haar morgenoffer schenen te brengen. Ik vulde de lucht in het rond met mijne zoetste geurenwiegelde heen en weder op mijn stengel en rekte mijn slanke hals zoover mogelijk uit om toch maar opgemerkt te worden. De tuin, hoe schoon hij ook ware, voldeed mijne nieuws-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1880 | | pagina 122