Veel is er wat ons moet verrukken, Veel wat den zin bekoort en boeit, De Mei waarin wij bloemen plukken, De zon die aan den hemel gloeit; Toch, hoe haar glans ons vaak verheugde, Nog iets verwekt ons hooger vreugde Meer dan de roos of lelie deed Dat isin 't hart een min te kweeken, Waarvan men tot geen mensch kan spreken, Maar enkel God daarboven weet. Wie zulk een goed hier is bescheiden, Hij zij getroost en wel gemoed Hem zal een wondre vrede leiden, Hoe wild des levens branding woed' Hem mogen zware rampen treffen, Hij zal zich boven 'tleed verheffen. De liefde is steun in eiken vorm Zij blijft in 't labyrint der smarte Een fakkeldraagster voor zijn harte, In winter lente rust in storm. Vergeefs dat ge om haar zwoege of loope, De liefde is aan geen oord bepaald Want liefde is wonder, liefde is hope Die als de dauw van boven daalt. Zij komt als op den wind de geuren Der bloem; gelijk voor lien die treuren

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1880 | | pagina 143