41
Als perkjes waaruit rozen spruiten
Die nauw zich aan elkander sluiten
Een withet ander rood van kleur
En niemand merkt uit welke twijgen
De donkere of de lichte stijgen,
Zoo is 't ge ontwaart slechts bloem en geur.
Het bloeiten lente heerscht daar binnen
Een geestes-lente voor altijd
Gij voelt den stroom door ziel en zinnen
Der jeugd die door geen jaren slijt.
Geen brand die zulk een vlam ontwikkelt
Als die uw boezem blaakt en prikkelt,
Die tijd-trotseerend zich verbreidt
Vergeefs des levens pijl verschoten
Dus drinkt gij voloponverdroten
Den wijn der liefde: onsterflijkheid.
Laat is het aan de donkre kimmen
Is 't wolkendons gehuld in goud
En aan den hemel komt daar glimmen
De roode maan door 't beukenwoud.
De wind ruischt lief en zacht in pozen
En speelten streelt de agate rozen
Die ge aan mijn venster wordt gewaar.
O suist toch voortgij avondzuchtjes,
En voert in geurge bloemenluchtjes
Dit lied en ook mijn groet bij Haar.
Uit het llnogduitsch van Geibel.
D.