19 Een lichte zucht ontsnapte aan de borst der kraam vrouw bij dit woord. Tot haar leedwezen was de opvoeding van den erfprins dadelijk in andere handen gesteld. «Knapen behoeven niet te dienen bij een vrouwenregiment," had haar man lachend gezegd, en toen was de wensch bij haar opgekomen om een dochter te bezitten, een kind, een meisje, een bloem, die zij zelve mocht opkweeken tot vreugde en geluk van haarzelve en anderen. Hoe schoon, hoe heerlijk zou zich dat dochtertje ontwikkeien onder hare zorgen Zou zij een zacht viooltje of een schoons roos worden Welk een genot om op dat ge zichtje het antwoord te raden op tal van dergelijke vragen. «Groei maar, groei maar, roos of viooltje, moederliefde zal steeds uw levenspad eflenen," klonk het refrein in het gelukkige moederhart. Doch het was anders besloten. Slechts drie dagen duurde het ongestoorde geluk der Vorstin toen braken bij haar de mazelen uit, en moest de wieg met de jong geborene naar een anderen vleugel van het slot gebracht worden. Toen het kindje zoo uit de kamer gebracht werd, stiet de moeder een gil uit, die al de aanwezigen door het hart sneed 't was het laatste vaarwel eener stervende moeder. «Ik weet het, ik zie mijn kind nooit weder," snikte zij, als men haar troostend verzekerde, dat haar lieveling na eenige dagen weder terug gebracht zou worden. Zij wenschte echter zoo vurig, dat haar kind nog gedoopt zou worden vóór haar dood, dat men dit wel niet kon weigeren. «En ik wil er bij zijn, al is het ook geheel in de verte," zeide zij. De doopvont werd geplaatst in het laatste der zes vertrekken en toen alle tusschendeuren geopend waren, kon de zieke uit haar bed de plechtigheid gadeslaan Welke aangrijpende contrasten had men hier De voorjaarszon bescheen het met bloemen getooide

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1882 | | pagina 129