Vogel zeg, waarheen zoo snel1?
sNaar 't noordennaar 't noorden
Daar schijnt de zon nu warm en wel
En lente is 't aan zijn boorden."
O vlugge vogelschoon en bont
Komt gij soms bij het huis of grond
Van mijn geliefde zweven
Dan zeg haar dat ik dag en nacht
Van haar gedroomd heb, aan haar dacht,
En haar ben trouw gebleven.
En de bloemen in de dalen
Groet die duizend- duizend malen
Geibel.