29
Dit is fataal, zeide de heer Belrath, die als toe
schouwer bij deze bewerking stond, dat is hoogst fataal,
want ten slotte krijgen wij een sterfte onder het wild,
en dan is de jacht niet het minste meer waard.
Nu, zoo erg zal het nog niet worden, al gaan er
ook een paar van door, meende de opzichter.
En wat zullen wij met het dier aanvangen.
Begraven luidde het lakoniek antwoord.
Begraven, riep de heer Belrath uit, het vleesch
ziet er nog uitstekend uit.
Ja, het smaakt misschien ook nog goed, maar
wie zal het eten. Wanneer men hier het zaakje aanziet,
dan heeft men reeds genoeg. "Voor mijn deel kan u het
aan iemand ten geschenke geven, ik wil het niet hebben.
Maak het nu eerst ordentelijk schoon Polters, opdat
wij kunnen zien, of de ribben ook aangetast zijn, in dat
geval is het vleesch ook weg.
Dat geeft niets, gij eet het toch niet en verkoopen
gaat nog minderwant de poeliers weten wat zij
koopen, en gij zoudt nog een zware boete kunnen oploopen.
Gekheid, ik zal er toch niet aan denken ziek vleesch
te verkoopen, maar heb ik geen gelijk, het ziet er
inwendig uitstekend uit.
Hm, ja een beetje rood is het wel, waar de milt
gezeten heeft.
Ach, dat is bij elk stuk wild zoo, maar er is
niets mede te beginnen. Jammer van de huid, meende
de opzichter, die zullen wij er toch eerst afhalen.
Hm. laat liever de huid er op, Polters, ik zal den
reebok mede naar de stad nemen, en eerst inlichtingen
vragen bij een veearts.
Daartoe behoeft ge den zwaren bok niet te vervoeren,
de milt waarin toch de ziekte heeft gezeten, is voldoende.
En gelooft ge, dat het vleesch goed is.
Goed, zeker, mijn collega heeft de beide reebokken
opgepeuzeld, en ze moeten heerlijk gesmaakt hebben
ik zou er echter voor moeten bedanken.