5
„Dan begrijp ik niet, hoe go zoo pas kondt zeggen,
dat ge met haar verloofd waart," hernam Ruddecke
verwonderd.
„Lieve vriend," sprak de ander op hoogwijzen toon,
,,de beslissing hangt geheel van Ella's oom af. Ge weet,
dat zij eenmaal een groot vermogen erft, en daarom
mag zij hare hand niet wegschenken, zonder eerst aan
haren oom te vragenof de man harer keuze wel in
zijn smaak valt. Verder is u misschien bekend, dat de
heer Mandel senior een vasten wil bezit. Ella nu zou
me op mijne declaratie geantwoord hebben „Spreek met
mijn oom", en daarom ben ik regelrecht naar dezen
gegaan, om hem mijn wensch kenbaar te maken, welke
ook zeer goedgunstig werd opgenomen. Om als martelaar
eener hopelooze liefde op te treden - daarvoor ben ik
te practisch."
„Weet Ella van uw aanzoek?" vroeg Ruddecke.
„Zij was juist uitgegaan, toen ik, na den zegen haars
ooms ontvangen te hebben, haar't jawoord wilde vragen.
Goeden dag!"
Nadat de dokter zich verwijderd had, was Ruddecke
zich zeiven geen meester meer. Ilij nam gejaagd zijn
hoed, on ijlde naar het huis van den heer Mandel senior.
Deze was de oudste broeder van den heer Mandel,
van wien we in den aanvang van dit verhaal hebben
molding gemaakt. Beide broeders waren ruim met aard-
sche goederen bedeeld doch de derde en jongste
broeder was gestorven, zonder eenig vermogen aan zijn
dochtertje, dat nu ouderloos was, na te laten.
De beer Mandel senior nam de kleine Ella tot zich,
en zijne zuster Betsy, aan wie de zorg voor de huis
houding was opgedragen was zeer met hun pleegkind
ingenomen, zoodat zij veel tijd aan hare opvoeding be
steedde.