7
De oogen van het jonge meisje gaven eene innige
verstandhouding te kennen, doch meteen wierp zij een
zijdelingschen blik op tante Betsy.
„Juffrouw Mandelzullen we een partijtje schaak
maken," sprak Ruddecke met een groote zelfbeheersching,
en wendde zich tot tante Betsy.
Deze liet zich dit geen tweemaal zeggenen begaf
zich haastig naar het zijvertrek, om daar alles in orde
te brengen
«Nu of nimmer!" dacht Ruddecke, terwijl hij zich
weder naast Ella plaatste.
»Is het waar, wat dokter Wilkens mij zoo pas heeft
gezegd?" fluisterde hij op gejaagden toon. «Heeft uw
oom reeds met u gesproken."
«Met mij heeft hij nog niet gesproken," sprak zij
weifelend.
«Heeft uwe tante het u dan verteld?"
Ella schudde ontkennend het hoofd, en antwoordde:
«Daar dokter Wilkens zoolang bij mijn oom verwijlde,
werd ik nieuwsgierigen heb toen aan de deur ge
luisterd."
«De dokter zei, dat ge niet te huis waart."
«Ik ben voor hem gevlucht in de zijkamer."
«En hebt ge hem tot den gelukkigste aller sterve
lingen gemaakt, Ella?"
In plaats van te antwoorden, wendde zij haar gelaat af.
«Wilt ge het mij niet zeggen?" vroeg hij met toe-
nemenden aandrang. «Tante Betsy komt terstond weer
binnen. Ik bid u, antwoord mij, of des dokters aanzoek
de oorzaak uwer tranen is."
«Hij heeft zulk een verschrikkelijken rooden baard,"
snikte Ella.
«Maakt u alzoo het vooruitzicht van dezen baard te
zullen bezitten niet gelukkig?" vroeg Ruddecke glim
lachend.
Het meisje b dekte haar gelaat met beide handen.
«Ella," fluisterde hij verheugd, «veroorloof mij nog