36
oogen. «Dwaasdie ik wasHij en ik zijn door een
eed gescheidenZal ik mij ooit zóóver kunnen ver
nederen, dat ik hem mijn spijt beken over het toen
gesprokene? Hij heeft mijne woorden even ernstig op
gevat, als ik ze uitsprak. Dat hij twee jaar lang geen
poging heeft gedaan, om mij tot andere gedachten te
brengen, bewijst wel, hoe ernstig hij dien eed heeft op
gevat! Aan gelegenheid, mij te ontmoeten, heeft het
hem waarlijk niet ontbrokenUit loutere ijdelheid heb
ik met mijn levensgeluk gespeeld, maar nu zal ik hem
wederzienmisschien wel spreken, in zijne nabijheid
vertoeven dit reeds schijnt mij een geluk toe, al
moet het einde leed en bitterheid zijn
Zóó spraken berouw, spijt en hoop in 't gemoed
van dit hartstochtelijke meisje.
De reis was voorspoedig. Reeds drie weken na dien
avond van smartelijke overdenking ontmoetten John en
Lissie elkander in een der voornaamste logementen van
Parijs. Zij bezochten samen het Louvre. John gedroeg
zich even voorkomend, even vriendschappelijk, even kalm
als altijd. Lissie's hartje dreigde te bersten van tegen
strijdige gewaarwordingen. Zij onderdrukte alle zachtere
gevoelens, en nam eene onverschillige, koele houding
tegenover hem aan.
De tweede ontmoeting had plaats te Lucern. In het
hotel kwam Lissie 's middags aan tafel naast John te
zitten. Het jonge meisje werd opnieuw getroffen door
de onverstoorbare kalmte en de waardige hoffelijkheid
van den man, dien zij zoo innig vereerde en liefhad.
«Wij reizen morgen vroeg langs den Gotthardspoor-
weg naar Milaan", zei papa Castor.
«Dan hoop ik in uw gezelschap te zijn", gaf John
Milders met eene beleefde buiging ten antwoord. «Ik
heb toevallig ook plan gemaakt, morgen naar Milaan
te sporen".
Lissie zat terwijl stil voor zich heen te kijken. Zij
had alweer groote moeite om hare tranen te bedwingen.