33 Dio het tuig te hoog blijft voeren, Ziet al ligt de mast geknakt Als de stormen 't water roeren, Wordt het want ter neêr gesmakt. Beter, door voorzichtig dalen, Zich aan 't noodweer niet gewaagd, Dan, door 't zeil te hoog te halen, Door de stortzee heen gejaagd. Laat de moed ons nooit begeven Schoon de bodem vreeslijk kraakt En door wind en storm gedreven Reeds het doodlijk rif genaakt. Door te prangen door te snijden Tegen wind en tegen tij Is de rots misschien te mijden Zeilt men vaak de branding vrij. Mist het raakt de kiel aan 't stooten Overstort door baar op baar, Ligt uw bodem, houdt de booten, Maar vooral de pompen klaar 1 Ook op stilte is niet te bogen Hoe bedaard de lucht ook schijn', Straks wordt zij met floers omtogen, En 't zal aklig noodweer zijn.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1887 | | pagina 145