's LEVENS IJSBAAN.
Zwevend op de gladde baan
Luchtig glijdend af en aan
Door het zwaayendoor het zwieren
Door het slingren, door het gieren,
En op 'twenden wel gevat,
Rekken wij met spoed ons pad.
Rijdend door de woeling heen,
Welgemoed en wel te vreên
Trachten we elk met zorg te mijden
Wachten we ons van uit te glijden,
Zorgenddat ons niemand raak'
Of in onze schaatsen haak'.
Zeker staat het fraaimet zwier
Nu eens ginds en dan weêr hier,
Groote.streken af te schrijven,
De ijsbaan vliegend rond te drijven
Slingren met zoo vlug een vaart
Dat het elk verwondring baart.
Maar ofschoon het zwierig staat
Is 't gevaarlijk inderdaad:
Door een misslag niet te mijden
Door slechts even uit te glijden,
Ploft men néér, en zwier en vlucht
Einden in een droeve klucht.