37
Echter, sla 't gewoel slechts ga
Zie eens d' een en d'ander na,
Ieder wil toch aandacht wekken,
Elk wil de oogen tot zich trekken
Elk doet iets, naar 't hem behaagt,
Dat den vluggen rid vertraagt.
Zie, hoe woelt het onder een
Naauwlijks weten wij waar heen,
Waar ons voor 't gewoel te bergen:
Ach! hoe veel we ons zeiven vergen,
Gaan wij ook voor elk op zij
De ijsbaan is toch nergens vrij.
Hier zijn troepjes zaamgeschoold
Dartel volkje, dat hier doolt,
Zwiert en slingert onder 't mallen.
En die 't digt genaakt doet vallen
Lachend, onder 't voorwaarts spoèn,
Om hen, die zij tuimlen doen.
Maar hoe velen zien wij hier
Rijden met een valschen zwier,
Endoor winderige streken
Bijkans hals en beenen breken
Daar zij op de gladde baan
Naauw op schaatsen kunnen staan.
Ziehoe wagglen ze in den zwaai
lloe bekrompen is hun draai;