38 Zie hen hasplen trillen, heffen Om het zwaartepunt te treffen Slingrend de armen ginds en daar, Als of 't rijden zwemmen waar'. Schoon het de oogeu ook verblind', Schoon het iemand zwierig vind'; Al dat winderige strijken Laat zich niet te digt bekijken Daar een ieder, met verdriet, 't Wanklen van den rijder ziet. Dan, wanneer men luchtig zweeft, 't Ijzer als aan de ijsbaan kleeft En, in 't afgemeten drijven, Breede streken af kan schrijven En niet grabbelt met de hand Dan dan blijkt de rechte trant. Dan dan is 't geen overmoed Al de streken die men doet In het zwieren in het zwaayen In het slingren in het draayen Vallen allen even ligt Door 't berekend evenwigt. Hindert ook een kluitje of steen O, daar vliegt men overheen; Daadlijk komt de zwaarte weder In 't gepaste punt ter neder; En, schoon iets ons tegen houd', Varen we even vlug en stout.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1887 | | pagina 150